Cultuurplatform
van Urgent.fm
en cultuur- en onderwijspartners van de stad Gent

contact
partners

REVIEW | MONTAIGNE | NTGENT

REVIEW | PODIUM
do 18.02.2016 | 19:00

door Silke Bomberna

Een vuil doek op de vloer en een vreemd allegaartje materiaal, waaronder een gekanteld paard (het turntoestel, niet het dier) en een web van bemaskerde draden dat in zijn totaliteit iets wegheeft van een luster, geven de indruk dat we in de werkplaats van een wel zeer verstrooide professor zijn beland. Klinisch klare lampen beschijnen zowel publiek als scène: elk onsje mysterie dat Cesars muziek injecteert wordt ogenblikkelijk teniet gedaan. “Ik had het mij toch anders voorgesteld,” begint De Sutters Montaigne. We gniffelen en begrijpen meteen dat we een boeiende avond tegemoet gaan.

 

Voor Alain de Botton deze titel kreeg toegewezen, was Michel de Montaigne filosoof van de modale man, of zo wil Koen De Sutter ons toch doen geloven. Geen pseudo-intellectuele grootspraak of hoogdravende retoriek zijn te vinden in de tekst van Alexander Roose. Met eenvoudige voorbeelden uit zijn (juristen)leven illustreert Montaigne de eeuwige onzekerheid. Hij filosofeert, maar noemt zichzelf geen filosoof. Hij heeft een boek geschreven, maar vindt zichzelf geen schrijver. Zijn boek gaat immers over niets, of gaat het eigenlijk over alles? In een gepaste essayistische stijl vertelt De Sutter over Montaignes leven, maar het publiek heeft in geen geval het gevoel onderwezen te worden. Eerder wordt de illusie gewekt met een wel zeer interessante kennis op café te vertoeven.

 

 

Montaigne hoeft geen groot oeuvre of eeuwigdurende roem, “leven is mijn kunst” verklaart hij en dat zegt hij zo eerlijk, zo nederig dat we hem alleen maar gelijk kunnen geven. Bovendien is Rooses monoloog brandend actueel. Wanneer Montaigne zegt dat hij niets heeft met het ‘pluk de dag’ van Horatius is de vergelijking met de yolo-cultuur van deze tijd nooit ver weg. Als kinderen van ons tijdperk kunnen we nog steeds begrijpen waarom de wereld misschien nood heeft aan een groter aantal levenskunstenaars en iets minder dagplukkers.

 

Maar nog meer dan Montaigne twijfelt, ontroert hij. Zijn menselijkheid sijpelt doorheen elk woord en elke daad. Het meeste misschien nog in de terloopse zoektocht naar zijn kat. Of toch mogelijks nog meer wanneer hij zijn liefde voor Etienne de La Boétie verklaart met: “parce que c’était lui, parce que c’était moi”. “Filosofie is leren te sterven”, meent hij, maar ook voor Montaigne is stoïsch ondergaan de ene dag al gemakkelijker dan de andere. Als een 16-eeuwse ‘hé, het is oké’ laat hij ons weten dat falen mag, dat tekortschieten maar menselijk is.

 

Wanneer het einde van de voorstelling nadert, is er van klinisch licht al lang geen sprake meer. In een bijna volledig donkere zaal staat Montaigne bovenop zijn paard in zijn ondergoed over zijn pijn te vertellen: zijn stoïsche levensvisie wordt uitgedaagd door nierstenen en vijf overleden kinderen maken hem duidelijk dat het allemaal vooral gemakkelijk gezegd is, dat klaar zijn voor de dood. Maar “quand je danse, je danse” verklaart Montaigne alvorens hij van het paard springt en zijn lichaam laat begaan. In een mengeling van kinderlijke onschuld en een vlaag van Leland Palmer-waardige treurigheid stuiptrekt hij rond op scène. In Montaigne is alles verenigd: filosofisch ideeëngoed, ware levenswijsheid en de wetenschap dat er af en toe eens gedanst moet worden.

 

↓  GERELATEERDE ARTIKELS  ↓