Cultuurplatform
van Urgent.fm
en cultuur- en onderwijspartners van de stad Gent

contact
partners

REVIEW| CHET | COMPAGNIE CECILIA

REVIEW | PODIUM
za 14.05.2016 | 13:45

door Lotte Debrauwer

Chet Baker was een virtuoos. Een ridder van de intrieste jazz die in het collectief geheugen gegrift staat. Een getormenteerde ziel. Maar bij Compagnie Cecilia is hij vooral het idool van rasacteur Tom Vermeir. Vermeir brengt met Chet een ode aan zijn muzikale held, en dat doet hij op zo’n nederige en toegewijde manier dat zelfs wie weinig weet over Chet Baker en jazz tout court niet onverschillig kan blijven. De voorstelling , in een regie van Koen De Sutter, wordt omschreven als een monoloog met veel muziek of een concert met lange bindteksten. De ons alom bekende optie ‘geen van bovenstaande’ is hier ongetwijfeld op zijn plaats. Chet is een impressie, een wolk, een filosofische aaneenrijving van kwellende jazz, wanhopige kreten en trieste glimlachen. 

 

Vermeir zet een oudere Chet neer die terugkijkt op zijn leven. Zijn horloge staat al heel lang op ‘twintig voor vier’,  een treffende metafoor voor het hartzeer van een man die een muur in zijn hart heeft, en niet meer weet hoe die daar is terechtgekomen. Hij voelt zich als een vogel, hij houdt van het zweven in de lucht. Maar, zo zegt hij, ‘om  te vliegen moet je eerst vallen.’ Moderne psychiaters zouden deze figuur wellicht categoriseren onder ‘bindingsangst’ of ‘asociale gedragingen'. Vermeir geeft de figuur op zo’n gedetailleerde manier (let op die lichaamstaal!) een invulling dat het publiek hem onmogelijk niet sympathiek kan vinden, zelfs al lijken zijn uitspraken soms complete nonsens. Zo steekt hij een vurig pleidooi af tegen mensen die niet willen roken: ‘Als ik zou weten dat er een dag niet gerookt zou worden, ik kwam mijn bed niet uit!’

Het stemgebruik van Vermeir is opvallend. Zijn emoties zijn zo levensecht omdat hij ze mooi vormgeeft  met zijn stemkleur. Zijn laagste stem klinkt zo donker en rauw, dat je het gebrokene in het hart van dit personage bijna kan voélen.

 

 

Zich wagen aan het oevre van Chet Baker is op z’n minst gezegd een uitdaging. Dat weet Vermeir ook, en daarom heeft hij twee leden van z’n glamrockband A brand opgetrommeld om hem te begeleiden. Dag Taeldeman en Frederik Heuvinck worden versterkt door Ben Bunnin, de bassist van Vive la Fête en tevens het muzikale brein achter Kenji Minogue. De muziek is heel eerlijk en puur, en de band durft het aan om af toe een soundeffect of een disonnante klank de zaal in te sturen. De muziek is als een boemeltrein die traagjes door het landschap rijdt. Hij sputtert zachtjes, maar stopt soms ook heel bruusk en ongenadig, bij een sein, of zomaar. Dan neemt de muziek het even van de acteur over. De tekst van de monoloog hoort bij  de muziek en is op vele plaatsen specifiek verweven met een bepaalde klank. Timing was cruciaal, en die zat dan ook strakker aangespannen dan de broeksriem van een barbiepop.

 

Vermeir is een creatieve duizendpoot. Hij zingt. En als hij dat doet, zweeft melancholie in grote roze wolken de zaal in. Het publiek bevindt zich algauw in een bedwelmde,  lichte gemoedstoestand. Maar hij debiteert, hij lacht, hij raast, hij fluistert, hij rochelt en schreeuwt. Het knappe in dit alles is dat steeds opnieuw de kwetsbaarheid in zijn ogen verscholen ligt.

 

Vermeir kleeft de hele monoloog vast aan een saxofoon. Die neemt hij jammer genoeg iets te weinig ter hande. Het is wellicht een bewuste keuze om niet de oertypische trompet, die zowat een aanhangsel was van Baker, over te nemen. Want dit verhaal gaat niet over Chet. Het gaat over de weg kwijt geraken. En hoe meer je doorloopt en de uitweg zoekt, hoe meer je je kluts kwijtgeraakt. Het onvermogen om lief te hebben, het onvermogen om echt geluk te ervaren. Dat is Chet. En dat is ook de reden waarom dit stuk zo universeel is in z’n uniciteit.

Chet is nog tot 2 juni te zien bij De Expeditie in Dok Noord.


↓  GERELATEERDE ARTIKELS  ↓