Cultuurplatform
van Urgent.fm
en cultuur- en onderwijspartners van de stad Gent

contact
partners

VERSLAG VAN DE DAG | GENT JAZZ FESTIVAL 2018 | VRIJDAG 29 JUNI

REVIEW | MUZIEK
za 30.06.2018 | 14:00

door Matthias Van Ruijssevelt

De Bijlokesite is voor de komende twee weken de thuishaven voor de Gentse muziekliefhebber. Op de eerste avond van het festival werden we verwend met tal van edgy acts én een levende legende die eigenhandig de lat op ongeziene hoogte legde.

 

Woordkunstenaar

Ghostpoet mocht de main stage van Gent Jazz openen. Toen de man in strak zwart kostuum op het toneel verscheen rond halfvijf in de namiddag, was de tent gevuld met een handvol mensen. Dat deerde hem duidelijk weinig. In schril contrast met z’n opvallende looks, is Obaro Ejimiwe, de gewone man achter doemprediker Ghostpoet, een erg terughoudend performer.

 

Ghostpoet is een woordkunstenaar die zich laat ondersteunen door een vierkoppige klassieke popbezetting – gitaar, drums, keys en bas. De vierkoppige band klinkt daarom niet als een klassieke popbezetting.  De muziek wordt vanwege zijn trage, maar zware bassen al eens vergeleken met de donkere triphop van Tricky, maar dat zijn vergelijkingen die Ejimiwe niet graag hoort. Hij is geen rapper, geen triphopper. Ghostpoet houdt er gewoon van om te experimenteren met woord en geluid en voor loeiharde gitaren heeft hij altijd al een zwak gehad.

 

Zijn teksten zijn doorspekt met zwartgallige wereldbeelden. Op z’n laatste worp ‘Dark Days + Canapés’ trekt hij van leer tegen de Trump’s en Farage’s van vandaag. In ‘Immigrant bougie’ betuigt Ejimiwe zijn medeleven met oorlogsvluchtelingen vanuit Noord-Amerika en het Midden-Oosten die de buitengrenzen van Europa niet halen: I was dreaming of a better life/With my two kids and my lovely wife/But I can't swim and water's in my lungs/ So, here it ends, well, life has just begun”

 

Het moest hem duidelijk van het hart. Aan het einde van zijn show rolde er enkele schuchtere woorden van de appreciatie uit z’n mond en verdween hij zonder veel poespas van het podium nadat hij zijn microfoon tussen zijn effectenbakjes smeet.

 

Ghostpoet en z’n opvolger Baxter Dury hadden heus wel wat dingen gemeen. Beiden wonen ze in Londen. Beide heren waren gekleed in kostuum, de ene ik het grijs, de andere in het zwart. Daarnaast waren beide muzikanten geflankeerd door ofwel één of twee dames die een prominente rol speelde op het podium.

 

Zwalpende kapitein

Toch neemt the prince of tears het niet altijd even serieus als zijn voorganger. Dury dwaalt op het podium met glas rode wijn, en liet zijn witte hemd langs ene kant slordig uit zijn broek hangen. Zijn das hing dan ook meer rond zijn microfoon dan dat het keurig rond z’n nek geknoopt was.

 

Dury levert hoe dan ook een keurig straaltje anti-pop af aan het hoofdpodium van Gent Jazz.

Baxter Dury is een typische Brit. Zo iemand waaraan je je enorm ergert op hotel, maar op podium is dat best wel lachwekkend. Tegen het einde van z’n set zette de drummer het volgende nummer in terwijl Dury gulzig slurpte van zijn glas wijn, met gevolg dat hij te laat inpikt op z’n piano.

 

Dury werd bijgestaan door een sterke liveband die erin slaagde hun zwalpende kapitein de juiste koers te doen varen. Naarmate zijn fles rode wijn de bodem bereikte, ging zijn set exponentieel de hoogte in. Afsluiten deed hij met een aaneenschakeling van zijn meest bekende singles. ‘Miami’, ‘Cocaine Man’ en ‘Prince of Tears’ passeerden een voor een de revue nadat hij zijn kostuumvest de coulissen insmeet en zijn z’n das stuntelig over zijn hoofd trok.

 

In het nummer ‘Miami’ waande Dury zich als een bezopen miljonair: “I don't think you realise how successful I am/ I'm like a shipping tycoon/ Full of promise and cum/ I'm a salamander” Het nummer werd begeleid door een repetitief baslijntje dat haast uit een computer lijkt te komen. Baxter Dury maakt van zelfspot zijn handelsmerk, en dat kon de goed gevulde tent wel degelijk pruimen.

 

Na Baxter Dury was er tijd om te verdwalen op de weide. Op de Garden stage stond toen al voor hun tweede keer die dag JTOTHEC, een Kortrijkse funkband met leden van de Ertebrekers van Flip Kowlier. De frontman bezong herkenbare thema’s uit het dagelijkse leven over de synthgrooves van Peter Lesage. JTOTHEC kreeg de tent al gauw aan het dansen. Degene die hun dansbenen nog niet hadden opgewarmd, dronken gretig hun duveltje uit een glas vanop de gezellige grasweide. Iets dat je enkel kan op een festival als Gent Jazz.

 

Bij Nneka keken dan ook velen vanop een afstand naar het spektakel op de buhne. Vanop de grasweide genoot menig bezoeker van een uitgeklede versie van ‘Shining Star’. Nneka wist het publiek niet meteen in te palmen, maar het was dan wel de perfecte soundtrack voor de ondergaande zon.

 

 

David Byrne, de frontman van wijlen Talking Heads, mag dan ook net zoals de twee voorgaande artiesten de Brits nationaliteit dragen, toch ademt Byrne New York, en dat geldt ook andersom. Byrne staat op zijn scherpst. Op 66-jarige leeftijd wist de levende legende ons in Gent een uiteenzetting voor te schotelen van zijn nieuwe plaat. Het nieuwe werk werd aangevuld met het betere Talking Head-materiaal als ook enkele covers en andere tussendoortjes van David Byrne, zoals het aandoenlijke ‘Toe Jam’ dat hij schreef voor Fatboy Slim.

 

Byrne heeft zijn liefde voor exotische ritmes nooit onder stoelen of banken gestoken. Als mede-eigenaar van het label Luaka Bop probeert hij rootsmuziek vanuit Afrika en Latijns-Amerika aan de oppervlakte te krijgen in het westen. Dat doet hij eigenlijk ook met zijn eigen muziek. Byrne schrijft westerse popsongs, maar hij zal altijd teruggrijpen naar Afrikaanse of Latijns-Amerikaanse tribale ritmes. En het zijn juist die ritmes die ook in de Gentse Bijloke een aanval vormden op de heupen van de toeschouwers.


Toen de lichten, rond 22u30, in de richting van David Byrne wezen, zat hij alleen aan een tafel met een schaalmodel van het menselijk brein in z’n linkerhand. Dat zette meteen de toon voor een sterk geënsceneerde optreden op de main stage. Byrne werd omringd door een tiental muzikanten die barrevoets over hun podium schuifelde met hun instrumenten om hun schouders. Zelf de drummers danste waren beweeglijker dan ooit.

 

Byrne’s afgeborstelde performance werd in het eerste deel even onderbroken door de frontman zelf, die ons wees op het belang van stemplicht. Volgens Byrne is het net omdat mensen te lui zijn, of erger nog omdat ze verboden worden om te gaan stemmen dat de huidige Amerikaanse president de kans heeft gekregen om de hele wereldorde willekeurig naar zijn eigen hand te zetten. Hij wees erop dat er ook in Europe nog steeds veel minderheden niet stemgerechtigd zijn. De Roma-bevolking, bijvoorbeeld.

 

Daarop volgt Byrne met ‘Everybody’s coming to my house’, een muzikaal pleidooi tegen sociale exclusie, uit zijn eerste soloplaat ‘American Utopia’. Een nummer dat wijst op Byrne’s sociaal engagement. Iedereen is welkom ten huize Byrne. Wat maakt het uit van waar je komt? We “We're only tourists in this life”, concludeerde Byrne.

 

Pieken deed Byrne met ‘Burning Down The House’, een Talking Heads-klassieker uit de vroege jaren tachtig. Het spektakel op het podium stond garant voor constant entertainment. Geen een moment was er niets te zien op het podium. Dat uitte zich in een staande ovatie. Waarna Byrne zijn show hervatte met een gebalde bisronde. Byrne stuurde ons al dansend het bed in.

 

↓  GERELATEERDE ARTIKELS  ↓