Cultuurplatform
van Urgent.fm
en cultuur- en onderwijspartners van de stad Gent

contact
partners

Philip Glass imponeert met La belle et la bête

NONE | MUZIEK
vr 25.01.2013 | 19:00

door

Vrijdag 25 januari verwelkomde het Bijloke Muziekcentrum de vermaarde componist Philip Glass voor een vertoning van diens filmopera La belle et la bête. Een vertoning die uniek was, niet alleen omdat het al bijna een decennium geleden was dat de opera nog eens live werd opgevoerd, maar ook omdat  het om een opera gaat die geheel uniek is in zijn genre. Letterlijk: nooit eerder deed een componist het Glass voor om een volledig nieuwe score bij een film te schrijven, waarbij de tekst die gezongen wordt, samenvalt met de tekst die in de oorspronkelijke film werd gesproken, en ook niemand deed het Glass nadien na. Begrijpelijk ook, als je bedenkt dat het evenveel werk kost om de muziek synchroon te krijgen als om de muziek te componeren, zelfs mét computerprogramma’s.

 

De voorstelling van de film werd voorafgegaan door een interview met Glass, waarin het publiek eindelijk ervoer wàt het precies te zien zou krijgen: een projectie van de zwart-wit-film La belle et la bête van Jean Cocteau uit ’46 op groot scherm, en meteen daarvoor, op een podium, het orkest en vier zangers, die live de muziekscore die Glass in ’94 bij de film componeerde, zouden opvoeren. “Mijn ervaring bij vorige opvoeringen heeft geleerd dat het gemiddeld acht minuten duurt voor het publiek begrijpt waar het naar moet kijken”, vertelde Glass in het interview. “Niet naar de zangers die onderaan het doek, door geen al te felle spots verlicht, in beeld blijven, maar naar de film die geprojecteerd wordt. Na acht minuten begrijpt de kijker dat de woorden, die de zangers op het podium zingen, niet toevallig samenvallen met de woorden die door de lippen van de acteurs in de film worden gevormd; de kijker begrijpt, dat de stemmen van de zangers op het podium, de stemmen van de acteurs in de film zijn.” De ervaring van jouw Tumultdelegatie van dienst is dat minder dan vijf minuten daarvoor al volstonden, maar we willen niet pedant doen, en het moet gezegd: een gevoel van vervreemding tegenover dit soort bizarre vertoning, waarbij klank en beeld separaat worden opgevoerd en ook zelden perfect samenvallen, waren we ook aan het einde van de voorstelling nog niet kwijtgeraakt.

 

Het verhaal? Dat ken je al; na Cocteau verfilmde immers ook Disney het sprookje van de schone en het beest. Voor alle vergeethoofden en Disneyn00bs: Belle vindt, diep verscholen in het woud, het betoverde kasteel waarin moederziel alleen het beest woont, in de grond eigenlijk een verdomd knappe prins – letterlijk verdomd, want net omdat hij vervloekt is, gaat zijn uitzonderlijke schoonheid schuil onder een dierlijk aandoend vachtje – klauwen en tanden incluis. Na een reeks verwikkelingen vallen de twee voor elkaar in het zwijm, en nèt op tijd, zodat het beest prompt weer zijn knappe, brede, tandpastaglimlachende gedaante terugkrijgt. Een nogal oppervlakkig sprookje over uiterlijke en innerlijke schoonheid, inderdaad, maar Cocteau gaf zijn verfilming net iets meer diepgang door in zijn beelden met een Baudelairiaanse symboliek te laten floreren.

 

Op de uitvoering zelf valt niet veel aan te merken, buiten het onverstaanbare Frans van de zangers (geen ondertiteling, gelukkig wijst de het verhaal zichzelf uit). Waarom Glass koos voor verschillende synthesizers in zijn ensemble in plaats van de echte instrumenten, blijft echter de vraag. Dat betekent natuurlijk niet dat Glass’ experiment geen meerwaarde te bieden heeft. Doordat de eigenlijke actie op het beeldscherm plaatsvindt en de stemmen en muziek in de zaal geproduceerd worden, ervaart de toeschouwer een bijzonder soort vervreemding. De dromerige melodieën dragen daar sterk aan bij, net als het parlando gezang in de plaats van gesproken stemmen. De combinatie laat je de voorstelling ervaren alsof je werkelijk bizar aan het dromen bent: de muziek kabbelt rustig voort met net iets te weinig variatie, ook al gaat de film over van een rustige naar een spannende scène en zijn de stemmen niet altijd even synchroon. Net zoals je jezelf ook niet afvraagt waarom bepaalde dingen bizar overkomen wanneer je aan het dromen bent. Cocteaus fantasierijke beeldtaal en metaforen maken het plaatje af; mocht het een echte droom geweest zijn, had een psychoanalyticus een hele kluif gehad aan de symboliek van de roos, de armen als kandelaars, de rook.

 

Tumults verdict? Glass leverde met deze veroperaïng van de film van Cocteau iets fundamenteel nieuws. Het lef waarmee hij zich daaraan heeft gewaagd, en de glans waarmee hij bovendien in zijn opzet is geslaagd, verdienen op zijn minst een frequentere opvoering, en daarnaast ons diepste respect. Onze vervreemding tegenover het genre weegt daar uiteindelijk niet tegenop, integendeel: wij kijken vanaf heden reikhalzend uit naar meer opera, meer film en, als die combinatie zich ginds toch ooit opnieuw mag aandienen, meer Bijloke.

 

Tom De Maerschalck
Elke Janssens

↓  GERELATEERDE ARTIKELS  ↓